Sommige verwerkers slagen er niet in het vleesgehalte correct te berekenen

Vleesproducten, voorverpakt of los verkocht, worden vereist de hoeveelheid vlees per diersoort weer te geven, bv. % rund, % varken, …. Een studie in Engeland, uitgevoerd door het FSA (Food Standards Agency), werd opgezet om het naleven van de Europese wetgeving te controleren en om de beste berekeningsmethode te verifiëren.

Het FSA collecteerde 191 stalen rauw vlees en finale vleesproducten (worsten, burgers, kebab,… ) afkomstig van 146 producenten voor de studie. De vleesingrediënten werden geanalyseerd op vet, totale stikstof en hydroxyproline om hun vet-, proteïne en bindweefsel (totale percentage collageen in het totale vleesproteïne) gehalte te bepalen. Het vleesgehalte werd berekend door drie onafhankelijke methodes.

Gebruikte methodes

  1. FSA methode: De berekening is gebaseerd op de visuele schatting van de producent van het VL (visual lean) gehalte van elk vleesingrediënt en de referentiewaarden van vet en bindweefsel. Er is een Excel sheet beschikbaar op de website van het FSA welke de QUID (quantitative ingredient declaration) automatisch berekend op basis van het recept en het type vleesingrediënt.
  2. Clitravi (Liaison Centre for the Meat Processing Industry in Europe) methode: Deze berekening wordt aanbevolen door de Europese Commissie en vereist de analytische bepaling van het gehalte aan vet en bindweefsel van alle vleesingrediënten.
  3. Stubbs en More methode: Deze methode is gelimiteerd tot een product van een diersoort en is gebaseerd op de analyse van vlees naar stikstof en vet toe. Hierbij worden vastgelegde stikstoffactors gebruikt.

Wetgeving

Richtlijn 2001/101/EG stelt de voorwaarden vast voor het gebruik van de categorienaam “vlees” voor de etikettering van levensmiddelen die vlees als ingrediënt bevatten. Om op geharmoniseerde wijze het vleesgehalte van dergelijke levensmiddelen te bepalen, stelt de richtlijn maximumgehalten aan vet en bindweefsel vast voor de producten die met de categorienaam "...vlees" kunnen worden aangeduid (zie tabel).

Soorten

Vet (%)

Bindweefsel (%)

Zoogdieren (konijnen en varkens uitgezonderd) en diverse soorten met overwegend zoogdieren

25

25

Varkens

30

25

Vogels en konijnen

15

10


Resultaat

Ondanks een verplichting uit 1984 tot kennisgeving van het vleesgehalte, stonden op 3% van de producten geen vleesgehalte. 2% van de producten gaven de gehaltes weer, maar met een verkeerde eenheid. Algemeen gaf de studie aan dat de meeste producenten de wetgeving correct toepassen en de vleesgehaltes juist weergeven. De resultaten toonden ook dat de FSA berekening goed overeenkwam met de CLITRAVI berekening. De accuraatheid van de FSA berekening kan wel verbeterd worden als de VL bepaling door de producenten zou verbeteren. De Stubbs en More berekening, veelal gebruikt door Engelse labo’s, kwam eveneens goed overeen met de CLITRAVI methode.

Besluit

De studie toont aan dat de meeste producenten waaronder de kleine bedrijven, goed op te hoogte blijken te zijn van de verandering in de wetgeving en de vleesgehaltes correct weergeven.

Bronnen

Survey on the meat content of certain meat products