Valorisatie van nevenstromen in de vleesindustrie

Vlees en vleesproducten zijn en blijven wereldwijd een belangrijk onderdeel van de menselijke voeding. De “ecologische voetafdruk” van deze levensmiddelen is echter groot, en gaat gepaard met de productie van grote hoeveelheden (nauwelijks gevaloriseerde) bijproducten en afvalstoffen. Hierdoor wordt de druk op de vleeswarensector om de moeizaam gewonnen grondstoffen beter te benutten groot, en zal in de toekomst nog groter worden. In het kader van het Interreg project meCagrO2 wordt ingegaan op nieuwe verwerkingsprocessen van neven- en bijproducten (eventueel afvalstoffen) en worden toepassingen gezocht voor de daarbij gewonnen (nieuwe) producten.

Deze inzichten kunnen de basis vormen voor optimalisatie van bestaande processing apparatuur en de creatie van nieuwe, goedkopere hulpstoffen/additieven voor de vleesverwerkende industrie. Verder biedt het de vleeswarenproducenten, de mogelijkheid om hun neven(afval)stromen beter te verwerken.

De bijproducten bevatten een hoog proteïnegehalte dat varieert tussen 15 en 20%, zijn rijk aan essentiële aminozuren, vetzuren en vitamines. Deze nutritionele componenten kunnen gebruikt worden als functionele ingrediënten in vleesproducten. Wat de eiwitfracties betreft kunnen dat allerlei functionele eiwitten en eiwithydrolysaten zijn of bioactieve peptiden. In het eerste geval kunnen deze als hoogwaardige (maar veilige) nutriënten in de voedingsketen gebracht worden. In het tweede geval kunnen hiermee totaal nieuwe producten gemaakt worden met ongekende mogelijkheden. Eenzelfde benadering is mogelijk voor de lipidenfracties in de neven- en bijproducten.

Hydrolyse van proteïnen

Er bestaan verschillende methoden om eiwitten te hydrolyseren, namelijk chemische hydrolyse, iso-electrische hydrolyse en enzymatische hydrolyse. Meestal wordt de hydrolyse van peptiden uit vleesproteïne extracten uitgevoerd door enzymatische hydrolyse. Deze methode wordt geprefereerd omdat de nutritionele kwaliteit van de eindproducten daarbij het best behouden blijft en het betere functionele eigenschappen zoals oplosbaarheid en waterbindend vermogen verstrekt. Daarnaast is het via enzymatische hydrolyse mogelijk om zowel collageen als niet-collageen eiwit te extraheren, wat leidt tot hogere rendementen. Daarenboven wordt via enzymatische hydrolyse minder afval geproduceerd (slurry van botten, afvalwater en collageen).

Over het algemeen wordt de voorkeur gegeven aan het gebruik van microbiële proteasen, in plaats van dierlijke of plantaardige proteasen, aangezien zij zowel vanuit het economisch als het technologisch standpunt de meest efficiënte keuze blijken te zijn. Zo zijn microbiële proteasen bijvoorbeeld actief tussen een pH range van 5 tot 8 en zijn ze in staat minder bitterheid te genereren in de gehydrolyseerde proteïnen.

Voor het opzuiveren en concentreren van de extracten, wordt gebruik gemaakt van druk gedreven processen van ultrafiltratie en microfiltratie. Microfiltratie membranen hebben een poriëngrootte van 0,1 tot 10 µm en zijn ontworpen om cellen en celresten tegen te houden. Ultrafiltratie membranen hebben een poriëngrootte van 1 tot 20 nm en zijn ontworpen om proteïnen tegen te houden. Ultrafiltratie membranen worden ook gebruikt voor de zuivering van proteïnen door gebruik te maken van een ‘high performance tangential filtration’ proces.

In het kader van het Interreg - project IV A “2 Mers Seas Zeën”, Veilige levensmiddelen, duurzame processen en meer aantrekkelijk werk voor de voedingsbedrijven in de 2 zeeën regio (FR-07-021-meCagrO2), concentreert KAHO Sint-Lieven zich onder andere op de activiteiten omtrent de valorisatie van neven- en bijproducten uit de levensmiddelenindustrie.

De partners binnen dit project zijn: ICAM (Fr), ISA (Fr), University of Exeter (Eng) en KAHO Sint-Lieven (B). Wie interesse heeft over de concrete invulling van dit project, kan op 27 maart 2012 deelnemen aan de kick-off meeting. Gelieve naar vlav@kahosl.be te mailen voor meer info.

 

 

 

FR-07-021-meCagrO2

“Het document geeft de mening van de auteur weer. De INTERREG IV A 2 Zeeën Autoriteiten zijn niet aansprakelijk voor het eventuele gebruik van deze informatie.” 

Bron

Literatuurstudie uitgevoerd door Dave Auerbach en Pablo Pena Abellan in het kader van Erasmus Mundus  Master Course – SEFOTECH.NUT – A co-operative project of Katholieke Hogeschool Sint-Lieven, Gent, B, Dublin Institute of Technology, Dublin, IRL, Hochschule Anhalt (FH), Köthen, D and Universidade Catolica Portuguesa, Porto, P - Module “Vlees” (2012)