Tijdens de inleiding door Knut Lorenzen werd benadrukt dat EHEDG seminaries, workshops, trainingslessen en beurzen organiseert om het eigen gedachtengoed te verspreiden. Daarbij worden de vormingssessies georganiseerd in de taal van de deelnemers.
Marc Mauerman van Fraunhofer AVV illustreerde tijdens zijn presentatie de uitdagingen voor hygiënisch concepten waarbij levensmiddelenproducenten wettelijk verplicht zijn te beantwoorden aan tal van Europese richtlijnen en verordeningen. Daarbij moet rekening worden gehouden met types van contaminatie zoals :
- Vreemde lichamen: persoonlijke sierraden
- Chemische contaminatie (rubbers/residu’s reiniging en desinfectie/additieven en smeermiddelen)
- Biologische contaminatie(kakkerlakken, ratten en muizen, pathogene micro-organismen, toxines)
- Allergenen contaminatie
Verschillende methodes voor decontaminatie en afdoding van micro-organismen werden besproken.
Patrick Wouters van Unilever stelde dan weer dat proces apparatuur wordt aanvaard op basis van zijn reinigbaarheid. Er is bovendien meer vraag naar verser, gezonder, minder hittebehandelde levensmiddelen die verdeeld worden via een complexe distributieketen. Daar wordt gestreefd naar verbeterde apparatuur waarbij de reinigbaarheid verbetert en de milieu-impact vermindert. De machine richtlijn: 2006/42/EC en de EHEDG –richtlijnen worden hierbij als referenties gebruikt.
Bij een geïntegreerd hygiënisch ontwerp worden door Michael Healy (Ouncel process Consultants) standaard materialen en systemen aanbevolen zoals mixproof kleppen, magnetische flow meters en mass flow meters. Voor buizen met een diameter van NW 50 is een stroomsnelheid van 1.5 m/s voldoende. Bij platenpasteurs dient men te boosten tot 20.000 l/h en de flowrichting regelmatig om te wisselen. Dit vermijdt dat de pasteur na elke productie geopenend moeten worden en opnieuw dicht te maken. Bij het sproeien van tanks wordt 3 Pascal druk verwacht op de wand.
De grote vraag is volgens Karel Mager (Givaudan) of installaties voor de productie van droge materialen nat of droog moeten worden gereinigd.(doc 22 en doc 16) De overgang tussen nat en droog is vrij kritisch. Bij droge reiniging mogen overblijvende restjes van product geen negatieve invloed hebben op product. Er mag verder geen kruiscontaminatie plaatsgrijpen, geen microbiologische groei en het restje mag niet hygroscopisch zijn.
Indien er allergenen voorkomen is een natte reiniging echter wel vereist. De CIP-reiniging dient dan gevalideerd te worden. Dit wil onder andere zeggen dat de installatie droog moet zijn binnen de 2/3 uur na reiniging en dat de gebruikte materialen bestand moeten zijn tegen de agressiviteit van de reinigings-en desinfectiemiddelen. Het is in deze situaties van belang om met INOX –materialen te werken, een hygiënische las (HNBR, VITON, TEFLON high density, geen glas,….) en goede lucht condities.(EU7 en EU10)
Het gebruik van EHEDG documenten in de praktijk wordt mooi geïllustreerd door het ontwerp van een productie-eenheid voor het maken van babyvoeding. Johan Roels (J-Tec) vertelt over een babyvoedingsbedrijf (melkpoeder en non gluten) dat op basis van gravimetrie is opgebouwd. De reiniging gebeurt droog via perslucht van top tot bodem. Soms wordt er gedesinfecteerd met het vluchtige alcohol.
Volgens Hans Werner Bellin (Bellin Consult) is het moeilijkste in dit verhaal dat er verwarring kan ontstaan tussen de verschillende reglementeringen en standaarden. Als leidraad krijgen we mee dat GMP meer gaat over productieprocessen en technologieën. Machines moeten natuurlijk wel op een zodanige wijze ontworpen worden dat ze reinigbaar zijn in arbeidsveilige voorwaarden. Dit wordt ook meer besproken in de Machine Directive (EU 2006/42) en is herkenbaar aan het CE-logo dat verplicht op de machine moet worden aangebracht.