Waarom vindt de één iets lekker en de ander niet?

We willen allemaal lekkere voedingsproducten maken. Maar je kan nooit voor iedereen goed doen, want zoals het gezegde zegt ‘les goûts et les couleurs, on ne discute pas’. En dat heeft zo zijn redenen

Waarom vinden we iets lekker?

Het korte antwoord? Omdat het levensnoodzakelijke nutriënten bevat. Het echte antwoord is echter wel iets complexer. Dankzij de wonderen der evolutie, dienen onze zintuigen om onze kansen op overleven te maximaliseren. Waar komt dat op neer? Dat we bepaalde geuren, en zure smaken die op bederf kunnen wijzen eerder zullen mijden, net als zeer bittere smaken, omdat die meestal op toxische componenten wijzen. Zoet en umami, wat wijst op eten dat broodnodige calorieën en eiwitten bevat, zullen we dan ook met veel smaak verorberen. En zout is lekker omdat daarmee de interne zoutbalans op peil kan worden gesteld. Zuren, zouten en suikers zijn ook prima bewaarmiddelen, wat aangeeft dat het eten ‘veilig’ is, en daarom des te lekkerder. Al deze voorkeuren zijn voor mensen gelijklopend, omdat zij de basisbehoeften invullen om te overleven.

Gelijklopend, maar niet gelijk

Want de ene mens is de andere niet, en de ene heeft meer energie of zout nodig dan de andere. En niet iedereen heeft even gevoelige zintuigen. De genetische opmaak van een individu is één van de belangrijkste factoren die de verschillen in voorkeuren bepaalt. Voor de basissmaken is hier al behoorlijk wat onderzoek naar gedaan. Zo zijn mensen grofweg in te delen in drie groepen wat betreft de gevoeligheid voor smaken: ‘non-tasters’, ‘tasters’ en ‘supertasters’. Ongeveer de helft zijn ‘tasters’, een kwart ‘non-tasters’ en een kwart ‘supertasters’. Dit onderscheid zou (tenminste gedeeltelijk) te wijten zijn aan het aantal smaakpapillen op de tong, dat bij supertasters veel groter is dan bij non-tasters.

Wil je weten of je zo’n supertaster bent? De mensen van SciShow hebben er alvast een leuk filmpje over gemaakt!

Accepteer marketing-cookies om deze content weer te geven.

Cookie-instellingen

Maar als gevolg daarvan hebben supertasters vaak een grotere afkeer van bittere voeding, zoals koffie, thee, tonic, pompelmoes en koolsoorten, dan diegenen die de bittere smaken niet zo goed kunnen waarnemen. Ook zijn dit meestal niet de grootste zoetekauwen, aangezien iets voor hen al snel overly sweet wordt. Anderzijds, blijkt dat ze wel vaak van zout houden. Allicht doordat zout een fantastische maskeerder is voor bitterheid, waardoor de bittere pil wat makkelijker te slikken is… Maskeren van bittere smaken werkt trouwens ook prima door bijvoorbeeld melk of suiker toe te voegen aan koffie en thee, wat meteen verklaart waarom de ene graag koffie zwart drinkt en de andere liever melk en/of suiker toevoegt.

Maar ongeacht het aantal smaakpapillen, kunnen de gevoeligheden van de verschillende receptoren ook individueel verschillen. Soms zijn die verschillen evolutionair gegroeid, zoals bijvoorbeeld het feit dat bevolkingsgroepen in warme streken minder gevoelig zijn voor zoet dan individuen uit koudere regionen. Een feit dat mogelijks verklaard kan worden door het feit dat mensen in koudere streken beter in staat moesten zijn energierijk (zoet) voedsel op te sporen omdat ze meer energie nodig hadden om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. En dat tot gevolg heeft dat mediterrane gebakjes voor een Belg vaak veel te zoet zijn. Een gelijkaardig verhaal is het feit dat bevolkingsgroepen uit regionen waar veel malaria heerst minder gevoelig zijn voor bitterstoffen zoals kinine, omdat personen die de smaak van kinine niet al te afstotelijk vonden meer kans hadden om deze ziekte het hoofd te bieden.

Maar niet alleen de smaakpapillen tellen

Voor geuren is het verhaal min of meer gelijklopend, met dat verschil dat er veel meer verschillende geuren en geurreceptoren zijn dan dat er smaken en smaakreceptoren zijn. Naast de natuurlijke afkeer die we hebben voor geuren die op bederf of microbiële vervuiling wijzen en de aantrekking tot verse, voedzame en energierijke producten kunnen individuele verschillen in voorkeuren tenminste gedeeltelijk verklaard worden door verschillen in gevoeligheid voor een bepaalde geur. De verschillen kunnen ook hier erg groot zijn, en soms kunnen bepaalde geuren zelfs helemaal niet waargenomen worden (anosmie).

Alleen genetica kan uiteraard niet alle verschillen in voorkeuren verklaren, een tweede erg belangrijke factor is omgeving en gewoonte. De smaken en geuren waar iemand mee opgroeit, zijn vaak smaken waar de voorkeur naar zal uitgaan. Onbekende smaken vragen een zekere mate van gewenning, vooral dan die geuren en smaken waar we van nature een beetje wantrouwend tegen over staan.

Voor een Belg is donkere, bittere chocolade een evidentie, terwijl Amerikanen over het algemeen de zoetere melkchocolade verkiezen. Europeanen worden grootgebracht met allerhande schimmelkazen en beschouwen dit als een delicatesse, wat voor Aziaten onbegrijpelijk lijkt te zijn. Omgekeerd biedt de Aziatische keuken ook allerhande smaken waar de gemiddelde Europeaan niet echt voor te vinden is. En als je me niet gelooft, moet je maar eens de Aziatische delicatesse ‘duizendjarige eieren’ proberen – het fotootje en de naam geven al een indicatie…

Ook de ervaring of herinnering die aan bepaalde smaken/geuren gekoppeld zijn spelen een rol. Bijvoorbeeld de kaneel in oma’s appeltaart of de scampi’s die ooit voor een voedselvergiftiging zorgden – ik spreek uit ervaring. De hersenen bepalen mee de voorkeur, onder andere door deze eerdere ervaringen en herinneringen, maar ook door de verwachting of de status die een levensmiddel geniet. Zeldzame producten zijn vaak gegeerd omdat ze een bepaalde status en exclusiviteit hebben. Ze worden als delicatesse beschouwd omdat ze duur zijn, en niet omgekeerd. Gezonde voeding zal in de smaak vallen bij mensen die veel belang hechten aan hun gezondheid, terwijl diegenen die dat niet doen voedingswaren zoals groene groenten eerder zullen beschouwen als ‘smaakloos’.

De complexiteit van het samenspel tussen biologische en psychologische factoren maakt dat voorkeuren geen vaststaand gegeven zijn. Het is zelfs mogelijk ze in een bepaalde richting te sturen, en dat zorgt er dan ook voor dat ze erg moeilijk te vatten en te voorspellen zijn.

Bron

Dit artikel is een herwerking van het artikel ‘De complexiteit van de voorkeur’, eerder verschenen in onze nieuwsbrief.