Wat leren levenscyclusanalyses ons over de klimaatduurzaamheid van onze varken-tot-vleesketen?

Digitale varkenshouderij

De Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) richtlijn verplicht vanaf 2024 steeds meer bedrijven om te rapporteren over hun klimaatimpact. Vleesverwerkende bedrijven hebben er dus baat bij om inzicht te krijgen in de broeikasgasemissies van hun ingekocht vlees en dus komt ook de veeteelt in beeld. Uit recente levenscyclusanalyses blijkt de Vlaamse varkenshouderij alvast één van de klimaatvriendelijkste in Europa. Tevens tonen ze waar er nog ruimte is voor verbetering.  

De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schat het wereldwijde aandeel van veehouderij en vleesproductie in de broeikasgasuitstoot op 14,5% (cijfers 2013). In de broeikasgasemissie van Vlaanderen ligt dit aandeel weliswaar lager, maar ze is nog altijd significant (rond de 9%). Om de broeikasgasemissie te reduceren kijkt men dus zeker ook naar de vleesverwerkende keten. In Vlaanderen is die vleesverwerking voor het grootste deel gebaseerd op varkensvlees. Met een productiewaarde van 1,28 miljard euro is varkensvlees zelfs goed voor 20% van de totale eindproductiewaarde van de Vlaamse land- en tuinbouw. Varkensvlees is hiermee het belangrijkste land- en tuinbouwproduct (zie Landbouwcijfers Departement Landbouw & Visserij).  

Onderzoek naar de klimaatimpact van de Vlaamse varkens- en varkensvleessector  

Enkele studies bogen zich al over de klimaatimpact van de Vlaamse varkensvleesverwerkende keten. Typisch wordt de klimaatimpact berekend via ‘levenscyclusanalyse’ (LCA – ‘Life Cycle Assessment’). Idealiter wordt de complete levensloop in beschouwing genomen, van grondstofwinning tot afvalverwerking. Dergelijke berekeningen kunnen echter al gauw uitlopen (men kan er erg ver in gaan). Om de complexiteit te reduceren en zich niet te verliezen in details, bakenen LCA-studies altijd het systeem dat ze onderzoeken duidelijk af.

In LCA-studies worden de broeikasgassen die vrijkomen in het hele productiesysteem van een product niet enkel opgeteld, maar ook (en vooral) uitgedrukt in termen van de functionele waarde van het product. Een algemeen gebruikte functionele eenheid is kilogram (kg) product. De CO2 die in rekening wordt gebracht als broeikasgas betreft CO2 die zijn oorsprong vindt in fossiele brandstoffen of die vrijkomt als gevolg van landtransformatieprocessen waarbij langdurig opgeslagen organische stof uit vegetatie en bodem vrijkomt (bv. bij ontbossing of ontginning van veengebieden). De hoeveelheid CO2 die voortkomt uit ademhalingsprocessen telt daarentegen niet mee omdat die deel uitmaakt van een gesloten natuurlijke kringloop en daardoor niet bijdraagt aan de opwarming.

Bij de veeteelt wordt ook de uitstoot van methaan (CH4) en lachgas (N2O) meegeteld. Dit zijn sterke broeikasgassen die geen deel uitmaken van een natuurlijke kringloop. Methaan wordt evenwel relatief snel afgebroken in de atmosfeer (in zowat 10 jaar). Om de invloed van de verschillende broeikasgassen te kunnen optellen, worden de broeikasgasuitstootcijfers omgerekend naar CO2-equivalent (CO2-eq). Hierbij geldt dat 1 kg CO2-eq gelijk staat aan de broeikaswerking van 1 kg CO2. De uitstoot van 1 kg fossiel methaan staat gelijk aan 29,8 kg CO2-eq, terwijl die van 1 kg biogeen methaan 27 kg CO2-eq bedraagt en de uitstoot van 1 kg lachgas gelijk staat aan 273 kg CO2-eq (ter info, dit zijn de GWP-100 karakterisatiefactoren volgens de IPCC-richtlijnen van 2021 met een tijdshorizon op 100 jaar). In 2016 werd de uitstoot van de Vlaamse varkenshouderij ingeschat op 1,34 megaton CO2-eq (LARA rapport 2018, Departement Landbouw & Visserij). Dit vertegenwoordigde 1,5% van de totale broeikasgasemissie van Vlaanderen (87,7 Mton CO2-eq, volgens het VMM-rapport ‘Uitstoot van de broeikasgassen in Vlaanderen 2000–2016’). 

Om de vergelijkbaarheid van levenscyclusanalyses te garanderen, heeft de ‘International Organization for Standardization’ twee complementaire normen uitgewerkt: de beginselen en het kader van levenscyclusanalyses worden beschreven in ISO 14040, terwijl de eisen zelf worden uiteengezet in ISO 14044. Een case-matige LCA-studie (Six et al, 2017) van een Belgische varkensvleesverwerkende keten die gegevens van twee varkensbedrijven, één veevoederbedrijf, één slachthuis, één versnijderij en beschikbare gemiddelde data voor een lokale distributie en retail omvatte, kwam uit op een koolstofvoetafdruk van 4,6 kg CO2-eq per kg vers varkensvlees.

Figuur 1 toont hoe de koolstofvoetafdruk zich voor deze varkensvleesproductieketen opbouwde, van veld (veevoedergewassen) tot aankomst van vers varkensvlees in de supermarktwinkel. De laatste stappen in de keten (transport van de versnijderij naar het distributiecentrum en verder naar de winkel) droegen amper bij tot de koolstofvoetafdruk. De versnijderij droeg 0,3 kg CO2-eq per kg vers varkensvlees bij door transport vanaf het slachthuis, door inschakeling van nutsvoorzieningen tijdens het versnijdings- en verpakkingsproces, door reinigingsprocessen en door afvalwaterzuivering. Het slachthuis had een lagere impact door een relatief lage inzet van nutsvoorzieningen per kg (wat in verband staat met de snelheid van de slachtlijn), de afwezigheid van een verpakkingsproces en, belangrijk, de valorisatie van alle slachtafval naar andere producten. Het overgrote aandeel (89%) van de koolstofvoetafdruk van het vers varkensvlees werd opgebouwd in het primaire deel van de keten: om 1 kg vers varkensvlees te produceren werd er 4,1 kg CO2-eq uitgestoten in de varkensproductie (waarvan 1,4 kg CO2-eq door bedrijf 1 en 2,7 kg CO2-eq door bedrijf 2).  Zowat één derde daarvan was te wijten aan de directe emissies van lachgas en methaan door de varkens (inclusief het methaan dat vrijkomt bij mestopslag), terwijl het aandeel van het verbruikte veevoeder 60% bedroeg. Andere bijdrages zoals stalverwarming, veevoedertransport, elektriciteitsverbruik, veebeheer etc. waren samen verantwoordelijk voor de overige 10%.  

Opbouw van de koolstofvoetafdruk in een typisch Vlaamse varkensvleesverwerkende keten

Figuur 1. Opbouw van de koolstofvoetafdruk in een typisch Vlaamse varkensvleesverwerkende keten voor een stuk vers varkensvlees van 100 gram vlees bij aankomst in de supermarkt (de impact is hier uitgedrukt in kg CO2-eq per 100 g varkensvlees). In de geanalyseerde keten werden de varkens toegeleverd door 2 varkensbedrijven (36% door bedrijf 1 en 64% door bedrijf 2), die verschilden in het voederrantsoen dat ze toepasten. [Bron: Six et al, Int. J. Life Cycle Assess. 22, 1354-1372, 2017]

Het hoge aandeel van veevoeder in de broeikasgasuitstoot bleek niet zozeer te wijten aan het productieproces van het veevoederbedrijf maar wel aan de gewasproductie van het veevoeder en (in mindere mate) het transport. In deze casestudie wogen de granen en de graan-afgeleide producten (bv. draf) het zwaarst door in de massabalans van de rantsoenen en droegen daardoor het meeste bij aan de koolstofvoetafdruk, ondanks het feit dat ze van Europese en Belgische origine waren (wat het beperkte relatieve belang van transport illustreert). De twee varkensbedrijven in de casestudie hielden er een verschillende veevoederstrategie op na en dat maakte dat ook hun koolstofvoetafdruk verschilde (meer info in Six et al, 2017).

De variatie in de koolstofvoetafdruk bij Vlaamse varkensbedrijven werd verder in beeld gebracht in een studie van Van Mierlo et al (2021) die LCA uitvoerde op data van 39 bedrijven en maandelijkse veevoedersamenstellingen in het jaar 2018. De klimaatimpact van de varkensbedrijven bleek te variëren tussen 2,6 en 3,9 kg CO2-eq per kg levend gewicht. Het gemiddelde (3,2 kg CO2-eq per kg levend gewicht) bleek een stuk lager te liggen dan de koolstofvoetafdruk die in 2009 in opdracht van het Departement Landbouw en Visserij voor de sector berekend werd (ERM en Universiteit Gent, 2011) en uitkwam op een waarde van 3,7 kg CO2-eq per kg levend gewicht. De afname van de klimaatimpact tussen 2009 en 2018 werd door Van Mierlo et al (2021) onder meer toegeschreven aan een gewijzigd mestmanagement, waarbij meer en meer mest bij de Vlaamse varkensbedrijven sneller en frequenter kon worden afgevoerd naar mestverwerkers

Een bijdrage-analyse van de verschillende inputs en processen bij de 39 Vlaamse varkensbedrijven duidde het veevoeder (inclusief veevoedergewasproductie en -transport) aan als voornaamste factor die de koolstofvoetafdruk in de varkensproductie bepaalt (zie Figuur 2). Bedrijven met systematisch excellente voederconversie scoorden dan ook een lagere klimaatimpact. Uit de analyse van de bijdrage van specifieke veevoederingrediënten bleek dat het gebruik van soja(producten) van Zuid-Amerikaanse oorsprong (door landtransformaties), van palmolie en van synthetische aminozuren (ondanks hun lage concentratie) in veevoeders zwaar doorwoog in de klimaatimpact van de sector. De impact van het gemiddelde energieverbruik van de varkensbedrijven bleek klein, maar was voor sommige bedrijven op bedrijfsniveau niet te verwaarlozen. Dat was bijvoorbeeld het geval voor bedrijven die houtpellets aanwendden als warmtebron.   
 

climate change varkensproductie

Figuur 2. Relatieve bijdrage van verschillende inputs en processen tot de klimaatimpact van de Vlaamse varkensproductie, volgens een LCA-studie op basis van data van 39 varkensbedrijven en maandelijkse voedersamenstellingen in 2018 [Bron: Van Mierlo et al, Sustainability 13, 11623, 2021]

In een vervolgstudie namen Van Mierlo et al (2022) enkele bijkomende stappen in de vleesverwerkingsketen mee in het berekenen van de klimaatimpact. Meer specifiek namen ze de productie van varkensschnitzel (vers varkensvleesproduct, gepaneerd met broodkruimels) op in de berekening. De koolstofvoetafdruk van de varkensschnitzels schommelde tussen 3,72 en 4,13 kg CO2-eq per kg (met een gemiddelde van 3,92 kg CO2-eq per kg). De slacht-, versnijdings- en productbereidingsstappen hadden hierin een aandeel van minder dan 15%. Het veevoeder (inclusief veevoedergewasproductie en -transport) bleef zijn belangrijkste aandeel in de klimaatimpact behouden (67%), terwijl de enterische emissies (voornamelijk biogeen methaan) en mestbewaring samen verantwoordelijk waren voor zowat 15%.

De onderzoekers bestudeerden verder hoe de klimaatimpact van twee vleesalternatieven, één vegetarische (met ei-eiwit) en één veganistische sojaschnitzel (zonder ei-eiwit), zich verhoudt tot die van varkensschnitzel. De koolstofvoetafdruk van deze producten bedroeg respectievelijk gemiddeld 3,44 en 2,10 kg CO2-eq per kg. In beide gevallen bleek de nodige procesenergie om deze producten te bereiden een belangrijke bijdrage tot de koolstofvoetafdruk te leveren. Het aanwenden van ei-eiwit in de vegetarische sojaschnitzel zorgde ervoor dat de koolstofvoetafdruk voor dat product een heel stuk hoger uitkwam dan die voor de veganistische sojaschnitzel. Aangezien voedingsproducten in de eerste plaats een nutritionele waarde hebben, bekeken Van Mierlo et al (2022) de klimaatimpact van de drie schnitzel types ook uitgedrukt in kg proteïnen en DIAAS. Deze laatste functionele eenheid (‘Digestible Indispensable Amino Acid Score’) wordt door de FAO aangeraden omdat daarmee ook de proteïnenkwaliteit in rekening wordt gebracht. Door zijn hoge nutritionele waarde (als proteïnenbron met een gunstig aminozuurprofiel) scoort de varkensschnitzel een lagere kg CO2-eq per kg DIAAS dan de vegetarische sojaschnitzel (Figuur 3). Of hoe deze cijfers aantonen dat de manier van vergelijking en in welke mate men nutritionele waarde in rekening brengt ook een rol speelt.

klimaatimpact varkensschnitzel

Figuur 3. Relatieve klimaatimpact van varkensschnitzel, vegetarische sojaschnitzel en veganistische sojaschnitzel, uitgedrukt in drie verschillende functionele eenheden (FU). Het uitdrukken van de koolstofvoetafdruk ‘per kg proteïnen’ en ‘per kg DIAAS’ zijn twee manieren om de klimaatimpact en de nutritionele bijdrage van voedingsproducten gecombineerd te evalueren. [Bron: Geeraerd et al, Bio-ingenieus 24-3, juni 2021, p. 26)

Opklimmen op de klimaatladder 

De steeds duidelijker wordende tekenen van klimaatverstoring (denk aan extremere weersomstandigheden met misoogsten tot gevolg) en de voortschrijdende implementatie van de internationale klimaatafspraken binnen het klimaat raamverdrag van 1992 (Rio de Janeiro, op initiatief van de Verenigde Naties) via jaarlijkse COP conferenties, creëerde bij verschillende Vlaamse landbouwsectoren momentum om een bijdrage te leveren aan het reduceren van broeikasgasemissies.

Hierop aansluitend startte in september 2019 het VLAIO-landbouwtraject ‘Klimrek’ en dit rond de vraag: “Hoe kunnen melkveehouders, varkensboeren en akkerbouwers op een techno-economisch verantwoorde manier voor een lagere klimaatimpact van hun bedrijf zorgen?”. Omdat de antwoorden op deze vragen bedrijfsspecifiek zijn (en dus maatwerk vergen), werd in het project een wetenschappelijk onderbouwd en praktisch toepasbaar ‘klimaattraject’ uitgezet waarbinnen een tool (‘klimaatscan’) en een begeleidingstraject (‘klimaatkoers’) ontwikkeld en getest werden (Figuur 4). Dit verliep in co-creatie met vertegenwoordigers (ovv ‘klimaatboeren’ en co-creatie groepen) uit de drie sectoren (melkvee-, varkens- en akkerbouwsector) en met aftoetsing door experten, stakeholders en een begeleidingsgroep. Het concept werd eerst uitgewerkt en gevalideerd voor melkveehouders en vervolgens voor akkerbouwers. In het laatste projectjaar kwamen ook de varkenshouders aan de beurt.

Hierbij werden 14 op LCA-gebaseerde ‘klimaatscan en -dashboard’ analyses (Figuur 4) uitgevoerd bij 9 diverse bedrijven (bij 5 bedrijven werden scans van 2 boekjaren afgenomen) door Klimrek-projectconsulenten. Dit gebeurde volgens het ‘cradle-to-gate’ principe waarbij bijvoorbeeld ook de impact van de productie en het transport van krachtvoer en kunstmest in de toevoerketen in rekening werd gebracht. Dit leverde een koolstofvoetafdruk op die varieerde tussen 2,30 en 3,85 kg CO2-eq per kg levend gewicht. De gemiddelde score bedroeg 2,97 kg CO2-eq per kg levend gewicht, wat onze varkenshouderij bij één van de klimaatvriendelijkste van Europa plaatst. Nogmaals werd bevestigd dat voeder de grootste bijdrage (hier 65%) levert tot de klimaatimpact van de varkensproductie, gevolgd door mestopslag (hier 21%) en de enterische emissies (hier 6%). 
 

klimaattraject

Figuur 4. De verschillende ‘treden’ van het Klimrek-project, samen vormen ze het klimaattraject dat bedrijfsspecifiek (en onder meer voor varkensbedrijven) kan worden toegepast [Bron: Veerle Van linden, Inleidende presentatie slotevent Klimrek, Melle, 6 september 2023]

Naast inzicht in de klimaatimpact van het bedrijf (meer bepaald van de producten die het produceert) geeft het ‘klimaattraject’ de landbouwer ook inzicht in mogelijke bedrijfsspecifieke klimaatmaatregelen op basis van een techno-economische oefening die de landbouwer samen met een Klimrek-klimaatconsulent maakt (Figuur 4, treden 3 en 4). De implementatie van techno-economisch haalbare klimaatmaatregelen (en dan vooral toegespitst op diegene die landbouwbedrijven het meest klimaatvriendelijk en/of klimaatrobuust maken) zet de landbouwsectoren op weg om de klimaatdoelstelling van 2030 te behalen (namelijk een terugdringing van de broeikasgasemissies in de landbouw met 31,3% ten opzichte van 2005). 

In Figuur 5 worden mogelijke klimaatmaatregelen voor de varkenshouderij opgesomd. Meer informatie kan men vinden op: https://klimrekproject.be/klimaatacademie. Door het klimaattraject regelmatig te herhalen kunnen varkenshouders de klimaatevolutie op hun bedrijf makkelijk volgen.  
 

rantsoen, energie, veebeheer, mestbeheer

Figuur 5. Mogelijke klimaatmaatregelen voor de varkenshouderij [Bron: Freya Michiels, presentatie ‘Resultaten varkens’ op slotevent Klimrek, Melle, 6 september 2023]

Europese CSDR-richtlijn

De weg naar verduurzaming van de verwerkende keten voor varkensvlees zal een gezamenlijke inspanning van alle schakels in de keten vergen. Hierbij kan het opzetten van inclusieve verdienmodellen waarbij “due diligence” of zorgplicht in de waardeketen centraal staat een ‘game changer’ worden. Bedrijven zullen daartoe trouwens aangespoord worden door de CSRD-richtlijn (EU-Corporate Sustainability Reporting Directive) die vanaf boekjaar 2024 alvast grote bedrijven verplicht om te rapporteren over hun duurzaamheid en klimaatimpact. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld een vleesverwerkingsbedrijf de broeikasgasemissies zal moeten rapporteren van zijn ingekocht vlees. Vanuit dat oogpunt is het enerzijds belangrijk dat varkenshouders binnenkort zelf zicht hebben op de duurzaamheid van hun productie en anderzijds het potentieel kunnen zien van wat een verduurzamingstraject met zich kan meebrengen. Dat is exact wat het KLIMREK klimaattraject nu en in de toekomst te bieden heeft.

Literatuurbronnen  

Platteau J., Lambrechts G., Roels K. & Van Bogaert T. (reds.) (2018) Uitdagingen voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Landbouwrapport (LARA Rapport) 2018, Departement Landbouw en Visserij, Brussel. 
ERM en Universiteit Gent. (2011) Toepassen van de Carbon Footprint methodologie op Vlaamse Veehouderijproducten. Rapport in opdracht van Beleidsdomein Landbouw en Visserij, Afdeling Monitoring en Studie, Brussel. https://www.vlaanderen.be/publicaties/toepassen-van-de-carbon-footprint-methodologie-op-vlaamse-veehouderijproducten 
Six L., De Wilde B., Vermeiren F., Van Hemelryck S., Vercaeren M., Zamagni A., Masoni P., Dewulf J. & De Meester S. (2017) Using the product environmental footprint for supply chain management: lessons learned from a case study on pork. Int J Life Cycle Assess 22, pages 1354–1372. https://link.springer.com/article/10.1007/s11367-016-1249-8 
Van Mierlo K., Baert L., Bracquené E., De Tavernier J. & Geeraerd A. (2021) The Influence of Farm Characteristics and Feed Compositions on the Environmental Impact of Pig Production in Flanders: Productivity, Energy Use and Protein Choices Are Key. Sustainability 2021, 13, 11623. https://doi.org/10.3390/su132111623 
Van Mierlo K., Baert L., Bracquenéc E., De Tavernier J. & Geeraerd A. (2022) Moving from pork to soy-based meat substitutes: Evaluating environmental impacts in relation to nutritional values.  Future Foods 5, 100135. https://doi.org/10.1016/j.fufo.2022.100135 
VMM-rapport ‘Uitstoot van de broeikasgassen in Vlaanderen 2000–2016’ https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/28400