In de centrale festival tent mochten Flanders.bio, Flanders’ FOOD en ILVO op 15/09 samen festILVO (viering 90-jarig bestaan van ILVO) openen met een inspirerende workshop rond Vlaamse soja. Kunnen we de teelt van soja in Vlaanderen een succesverhaal noemen? Wat zijn de uitdagingen van de Vlaamse voedingsindustrie om hiermee aan de slag te gaan? En welke lessen kunnen we uit het onderzoek trekken voor andere nieuwe teelten?
Een panel van experten in het sojaonderzoek boog zich samen met het publiek over deze en andere relevante vragen en uitdagingen rond soja en sojaverwerking. Aan het woord:
- Gert Engelen: Programma Coördinator van Rikolto Belgium
- Isabel Roldán-Ruiz: Wetenschappelijk directeur bij ILVO Plant
- Sofie Goormachtig: professor bij het departement ‘Plant Biotechnology and Bioinformatics’ van de UGent en groepsleider van de ‘Rizosphere group’ bij VIB centre of Plant Systems Biology
- Jonas Aper: Co-founder en Director of Breeding bij Protealis
- Geert Van Royen: adjunct manager bij Food Pilot en wetenschappelijk expert product kwaliteit en innovatie bij ILVO
- Fred Van Ex: Managing Director Inari Belgium - Vice President R&D Discovery & Product Design
- Stefaan Deraeve: Executive Chairman bij La vie est belle
- Johan Cardoen: Biotech board executive en voormalig managing director bij VIB
Zit er potentieel in Vlaamse soja?
Zonder twijfel wel, maar het is nu nog te vroeg om van een echt succesverhaal te spreken. Op proefvelden die heel intensief worden opgevolgd zijn de opbrengsten van de sojavariëteiten over het algemeen groot, maar dit verschilt met de werkelijke praktijk. We zien namelijk dat bij pionier landbouwers de opbrengst van soja de afgelopen jaren sterk schommelde. Zonder een teeltcontract om dit risico in te dekken, is opschaling naar grotere arealen voor de pioniers op dit moment niet mogelijk. Gezien de beperkte arealen, zorgt de afzet naar voedingstoepassingen op dit moment voor de grootst toegevoegde economische waarde. Maar wanneer we op Europees niveau kijken, wordt de piste veevoeding ook interessant.
Het is dus wachten op nieuwe inzichten en ontwikkelingen in het onderzoek die de landbouwer meer garantie bieden op een goede opbrengst en kwalitatieve oogst. Maar goed nieuws: met Protealis is er nu ook een praktijkspeler die specifiek toewerkt naar het ontwikkelen van rassen die hier goed kunnen gedijen.
Welke lessen kunnen we trekken uit het onderzoek naar soja?
1. Inzetten op duurzame lokale teelt
Rikolto: Latijns-Amerika is de grootste producent van soja, met Brazilië op kop. Helaas gaat de teelt van soja grotendeels ten koste van het Braziliaans regenwoud. Bovendien zorgt de export naar andere continenten ervoor dat de ecologische voetafdruk van soja erg hoog ligt. Op ecologisch vlak is dit dus allesbehalve duurzaam voor onze planeet. Europa is een belangrijke afzetmarkt voor deze Latijns-Amerikaanse soja, waarvan het grootste deel bestemd is voor veevoeder. Maar het doel van Europa is wel om naar de toekomst toe meer zelfvoorzienend te worden in eiwitproductie. Dit blijkt ook uit de vele wetgevende initiatieven rond het thema ‘eiwittransitie’, zowel op Europees als op nationaal niveau, zoals de Vlaamse eiwitstrategie.
Naast ecologische drijfveren zijn er ook maatschappelijke argumenten die het belang van een lokale en duurzame teelt in Europa staven. Zo willen veevoederproducenten hun grondstoffen lokaal sourcen om hun transportkosten en milieu-impact te verlagen. En vanuit de consument komt meer en meer de vraag naar lokale geteelde plantaardige eiwitbronnen met dezelfde nutritionele kwaliteiten als vleesproducten.
Met het initiatief Superlijst wil Rikolto mee de Europese retail stimuleren om de verkoop van dierlijke eiwitten te verminderen, te kiezen voor producten uit duurzame landbouw, en ontbossing en voedselverspilling tegen te gaan. Superlijst zal namelijk in kaart brengen welke supermarkten hier vandaag al inspanningen voor doen.
2. Bestaande variëteiten vs. ontwikkeling nieuwe variëteiten
ILVO: Op korte termijn kunnen we soja lokaal telen met het wereldwijde aanbod aan variëteiten dat vandaag beschikbaar is. Men selecteert dan de variëteiten die het beste aangepast zijn aan ons klimaat en onze bodem. Vooral vroeg rijpende variëteiten bieden hier potentieel. Maar op lange termijn volstaat deze aanpak niet om de opbrengsten in voldoende mate te verhogen tot een rendabel niveau. In 2013 startten ILVO, Inagro en KU Leuven daarom een onderzoeksprogramma op rond sojateelt in Vlaanderen. Dit programma loopt nog steeds. De doelstelling is om tot een rendabele teelt voor onze landbouwers te komen.
Protealis: Wij zijn concreet aan de slag gegaan rond de nood aan Vlaamse variëteiten die hier optimaal kunnen groeien. Deze nieuwe variëteiten kunnen ontwikkeld worden via klassieke veredeling, maar dit proces kan versneld worden via speed breeding, merker-ondersteunde selectie, data-gedreven en predictieve veredeling, het inzetten van drones om de beste planten te selecteren... De eerste resultaten van dit veredelingswerk komen beschikbaar voor de praktijk: ons bedrijf heeft dit jaar 2 rassen succesvol kunnen registreren op de Belgische rassenlijst van topvariëteiten.
Inari: Als internationaal georiënteerd bedrijf zetten wij bijkomend in op kennis over specifieke gen functies en 'gene editing'. Variëteiten verkregen met deze laatste technologie zijn vooralsnog niet toegelaten in de EU. Onze aanpak heeft het potentieel om de opbrengst van soja significant te verhogen en tegelijkertijd de nodige ‘inputs’ (bv. water, stikstof) te verminderen. Deze benadering is toepasbaar op lokaal genetisch materiaal, zodat deze in principe ter beschikking staat voor alle landbouwers, wereldwijd.
3. De impact van de symbiose met stikstof-fixerende bacteriën en ander bodemleven op groei en opbrengst
VIB: Naast de selectie en kweek van nieuwe variëteiten, mag ook de rol van het bodemtype en het bodemleven niet onderschat worden. Zo groeit soja van nature in symbiose met Rhizobium bacteriën. Deze bacteriën vormen typische wortelknolletjes op de wortels van de sojaplant en fixeren atmosferische stikstof tot ammonium, wat een voedingsbron is voor de sojaplant. Door deze interactie heeft soja weinig tot geen extra bemesting nodig met stikstof.
Er bestaan Rhizobium preparaten op de markt. Maar ook hier zijn er nog enkele struikelbokken. Enerzijds moeten landbouwers hun sojazaden zelf inoculeren met Rhizobium stammen kort voor het uitzaaien. Dit brengt uiteraard extra werk met zich mee. Het doel is dan ook dat de landbouwer in de toekomst geïnoculeerd zaad zal kunnen aankopen dat kan gestockeerd worden tot de uitplant. Anderzijds is er nog geen geschikte Rhizobium stam geïdentificeerd die in onze bodems kan overleven, waardoor de zaden jaarlijks opnieuw moeten geïnoculeerd worden.
Vandaar dat het citizen science project ‘Soja in 1000 tuinen’ waardevolle informatie zal opleveren over de interactie tussen de verschillende sojavariëteiten en onze bodemtypes (zand, klei, leem…). Maar ook over welke Rhizobium stammen inheems in onze bodem voorkomen en mogelijks met de lokale sojavariëteiten in symbiose kunnen gaan. Dankzij dit onderzoek krijgen we dus een blik in het microbioom (bacteriën en fungi) van onze Vlaamse bodems. Zo wordt nu onderzocht of een andere samenlevingsvorm tussen schimmels en planten, namelijk mycorrhiza, de teelt van nieuwe gewassen in een stroomversnelling kan brengen.
4. Soja heeft een groot potentieel in voedingsmiddelen
La vie est belle: Wij zetten qua productontwikkeling altijd in op smaakvolle vegetarische voeding. Wij werken hiervoor samen met Colruyt (BioPlanet) om onze producten te vermarkten. Wij zijn ook betrokken in verschillende projecten, waaronder LoCoSoy, waarbij we een duurzame Vlaamse sojaketen willen uitwerken. Enerzijds willen we dit doen door een gepaste en low-processing verwerkingstechniek op KMO-schaal voor (biologische) sojabonen te operationaliseren. Anderzijds is er aandacht voor een stabiele samenwerking tussen landbouwer en verwerker, waarbij transparantie en een eerlijke prijs centraal staan. De landbouwers worden hiertoe bijgestaan met teeltbegeleiding door ILVO en Inagro.
ILVO: We willen het potentieel van soja in voedingsproducten daarnaast nog verder verhogen. Zo wordt in het TexProSoy project onderzocht wat de impact is van verwerkingsstappen op de technische, functionele en nutritionele eigenschappen van soja-eiwitten. Specifiek wordt in dit project de vorming van vezelachtige structuren met behulp van High Moisture Extrusie (HME) bestudeerd. Ook hier is er nog een uitdaging voor de Vlaamse soja. Voor humane voeding is namelijk een eiwitgehalte van 42% gewenst, maar Vlaamse soja zit momenteel op 39%.