Als ‘green deal’ inmiddels al symbool staat voor een programma met ambitieuze doelstellingen, op welk niveau zouden de aspiraties van een ‘greens’ deal dan uitkomen? Wij geloven alvast in het belang van het vooropstellen van innovatieve toekomstplannen voor ‘greens’. Daarbij doelen we op groene bladgroenten, maar laten we dit uitbreiden tot de bonte verzameling groenten die door onze bedrijven verwerkt worden tot ‘convenience’ groenteproducten. En dat niet zonder reden, want Vlaanderen wordt wel eens de (diepvries)groentetuin van West-Europa genoemd. Om dat blijvend te ambiëren heeft Flanders’ FOOD samen met bedrijven uit de sector een roadmap uitgetekend. We kijken uit naar impactvolle projectinitiatieven hierbinnen en hopelijk stellen we in 2030 vast dat we een ‘groente deal’ gerealiseerd hebben.
Waarom een roadmap 'van groente tot veggie'?
Al sinds mensenheugenis maken groenten deel uit van ons dieet. Niet zonder reden, want groenten zijn een belangrijke leverancier van voedingsvezels, vitaminen en mineralen. Daarbovenop werken ze gezondheidsbevorderend: ze verlagen de bloeddruk en de LDL-cholesterol (door oplosbare vezels zoals pectine en inuline), beschermen tegen hart- en vaatziekten, bevatten antioxidanten die vrije radicalen (agressieve stoffen die in ongunstige gevallen schade kunnen geven aan cellen en weefsels) wegvangen en zijn een bron van bioactieve componenten (zoals flavonoïden, die ook kleur geven aan groenten).
Als consument beroepen we ons al lang niet meer enkel op verse groenten (‘1e gamma’ genaamd), die een typisch seizoensgebonden aanbod en duidelijke prijsschommelingen kennen. Vandaag teren we heel het jaar rond ook op groenten die een procesbehandeling ondergaan hebben: geconserveerde groenten (2e gamma) en diepvriesgroenten (3e gamma). Deze zijn niet enkel lang houdbaar maar bieden de consument ook een ‘convenience’ (gebruiksgemak) voordeel. Dit laatste geldt ook voor groenteproducten van het 4e gamma (vers versneden verpakt) en het 5e gamma (voorgegaarde of bereide vacuüm verpakte groenten). Rond deze groenteverwerking ontwikkelde zich in Vlaanderen in de 20e eeuw een belangrijke industrie en een sterk uitgebouwde toeleverende keten. Deze maakte een hele evolutie door. Spectaculair hierbij was de opmars van de diepvriesgroente-industrie die vanaf 1970 begon met het afsluiten van retailcontracten met supermarktketens. Gauw daarop domineerden een tiental bedrijven vanuit het midden van West-Vlaanderen deze industrietak met de productie van private label (huismerken) diepvriesgroenten. Inmiddels verwerken de Belgische diepvriesgroenteproducenten jaarlijks meer dan 1 miljoen ton groeten en stellen ze ongeveer 3000 werknemers tewerk. Het jaarlijks verbruik van diepvriesgroente bedraagt in België gemiddeld 3,5 kg per capita. Dat betekent dat de sector vooral voor de buitenlandse markt produceert: naar schatting één op de twee zakjes diepgevroren groenten in Europa heeft Vlaamse roots. Van de wereldwijde export van diepvriesgroenten komt ruim 22 % uit ons land. Algemeen kan gesteld worden dat ook de andere groenteproducten de wind in de zeilen hebben. Zo zitten de groenteproducten van het 4e en 5e gamma ook duidelijk in de lift. Zij spelen op hun manier (in het koelverse vak) in op de toenemende vraag naar convenience producten. De bepekte houdbaarheid van dit type producten beperkt evenwel hun (export)actieradius. Maar ook de conservenindustrie (2e gamma) zit niet stil. Het portfolio aan makkelijk te bewaren ‘ready tot eat’ groenteproducten wordt rijker, evenals de diversiteit in verpakkingsvormen (blik, glas, brik, easy bags,…).
De coronacrisis laat zich voelen in de gehele voedingsindustrie en dus ook in de groenteverwerking. De horeca en foodservice, anders belangrijke afzetkanalen, zijn grotendeels weggevallen. Toch is er ook een positief effect merkbaar: door het meer thuis koken besteden consumenten meer budget aan verwerkte groenteproducten in de supermarkt. De verwachting leeft dat de sector na de coronacrisis terug zal aanpikken bij zijn vorig niveau. Om vervolgens met de zo kenmerkende ondernemingszin de positieve trend weer verder te zetten, dient er rekening gehouden te worden met verschillende uitdagingen. De consument verandert en de concurrentie staat wereldwijd niet stil. Bedrijven moeten dan ook voortdurend op zoek naar toegevoegde waarde voor hun producten door te spelen op variatie, smaak, nutritionele waarde (‘biobeschikbaarheid’ van nutriënten en bio-actieve componenten), convenience of andere eigenschappen die het mogelijk maken om zich te onderscheiden van de concurrentie. Daarnaast vergen productie-efficiëntie en productkwaliteit continue aandacht. Nieuwe technieken en benaderingen kunnen hierbij voordeel bieden maar ze vragen gedegen O&O om ze ten volle te valoriseren. Bovendien kent enkel duurzame groei en ontwikkeling nog een toekomst en dat manifesteert zich op diverse vlakken: van maatschappelijke noden tot het minimaliseren van milieu en klimaateffecten en het beantwoorden aan de Europese ‘Farm to Fork strategy’. Verduurzamen is daarbij geen som van inspanningen van individuele bedrijven maar wel de verantwoordelijkheid van het hele groenteverwerkend systeem. Daar maakt ook de vollegrond (openlucht) groenteteelt onlosmakelijk deel van uit, aangezien het areaal industriegroenten in Vlaanderen gaandeweg meegegroeid is met de vraag naar groenten door onze groenteverwerkende industrie. In 2017 bedroeg dit areaal meer dan 22.000 ha in Vlaanderen. Op zijn beurt kent de teelt zijn eigen complexe uitdagingen.
Kortom, dit alles maakt dat er nood is aan innovaties op een niveau die de courante bedrijfsspecifieke product en proces O&O overstijgt. Samenwerking en interactie tussen bedrijven en met kennisinstellingen is hierbij cruciaal, evenals globaal systeemdenken. Dat laatste zet aan tot innovaties die niet enkel van schakel tot schakel worden uitgewerkt (typisch in een leverancier-afnemer verhouding), maar ook over schakels heen en in verschillende richtingen kunnen lopen (bijvoorbeeld ook van en naar toeleveranciers). Doel is om tot een veerkrachtig ‘agrifood’ systeem te komen: met verhoogde schokbestendigheid en wendbaarheid.
Om al deze aspecten in toekomstig O&O in rekening te brengen, stippelden wij een strategische onderzoeks- en innovatieagenda uit onder vorm van de roadmap ‘van groente tot veggie’. Zoals elke roadmap van Flanders’ FOOD is hij opgebouwd uit concepten die richting geven aan innovatie-initiatieven die over een tijdshorizon van 10 jaar de bedrijven in het ketensysteem ondersteunen in duurzame groei. De nadruk ligt daarbij bij het initiëren en ontwikkelen van vraaggedreven onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten aangevuld met disseminatie-, demonstratie- en implementatie-acties. Projectideeën die passen binnen één of meerdere concepten zijn steeds welkom. Hoe deze dan samen verder uitgewerkt worden, kwam in een eerder Food Radar artikel aan bod.
Uiteindelijk beogen we, als gevolg van de (financieel) ondersteunde innovatie-initiatieven, impactvolle effecten te verkrijgen onder vorm van valorisaties bij bedrijven in het Vlaamse groenteverwerkend systeem die hun positie als innovatieve, duurzame, kwaliteits- en exportgerichte speler in de wereld verder versterken.
7 Concepten om de toekomst aan te gaan
Via 7 concepten worden mogelijkheden geboden om via O&O&I in de primaire productie over de verwerking tot de maatschappelijke impact mee te bouwen aan een toekomstproof Vlaams groenteverwerkend ketensysteem.
Deze concepten werden opgesteld op basis van dertien bedrijfsbevragingen (verschillende spelers in de keten), zes interviews met groentetelers en twee brainstorms waaraan twaalf bedrijven, zes kennisinstellingen en zes stakeholders (organisaties) deelnamen. De roadmap zal jaarlijks op zijn actualiteit beoordeeld en eventueel aangepast worden in overleg met een roadmap comité.
VEGINNTOP
Voortdurende product- en procesinnovaties sinds eind de jaren zestig hebben onze groenteverwerkende industrie naar de top van de sector in Europa gebracht. Vooral de bedrijven die diepvriesgroenten produceerden, groeiden als kool. Ze speelden gedurfd in op wat eens een nieuwe consumententrend was en zijn de consumentenwensen blijven opvolgen en beantwoorden. Parallel daarmee kende ook het productieapparaat een innovatiedynamiek. Het verhaal zet zich tot op de dag van vandaag verder door. Inmiddels is ook het 4e gamma een trendsetter, en is het 5e gamma aan een opmars bezig. Ook in de toekomst zal men blijvend moeten inzetten op productinnovaties en procesefficiëntie. Dit gaat gepaard met uitdagingen: marktwensen zijn dynamisch, groenteproducten erg divers, de kwaliteit en voedselveiligheid dient gegarandeerd,… Procesefficiëntie gaat hand in hand met het duurzaamheidsstreven van de bedrijven, maar vernieuwingen aanbrengen in bestaande proceslijnen is niet evident.
Dit concept ondersteunt via onderzoek en ontwikkeling de continue productontwikkeling en procesaanpassingen die nodig zijn om concurrentieel in te spelen op de wijzigende, wereldwijde consumentenvoorkeuren en retailwensen. Verder uitganspunt is dat initiatieven binnen dit concept bijdragen tot onze kwaliteitsreputatie en het verduurzamen van de courante deel- en totaalprocessen in de industriële groentelverwerking.
Dit concept is bedoeld om snel te kunnen inspelen op de veranderende noden van de groenteverwerking, trends en opduikende problematieken en opportuniteiten. Er wordt bijgevolg verwacht dat dit concept ingevuld zal worden met een diversiteit aan O&O&I projecten en initiatieven en dit op verschillende thema’s. Zo werd in dit concept het VeggieChain project geïnitieerd dat fundamenteel inzicht wenst te verschaffen in het verloop van kwaliteitsparameters (gerelateerd aan structuur, kleur, smaak/aroma en gezondheidseffecten) van spruiten en prei (als modelgroenten) doorheen de verschillende processtappen van de volledige keten (inclusief de regeneratie voor eindverbruik). De resultaten die in eerste instantie op laboschaal worden bekomen zullen gevalideerd worden in verschillende pilootfaciliteiten: Food Pilot (Melle), VEG-i-TEC (Kortrijk) en NuHCaS Kitchen Pilot (Roeselare).
ALTERVEGPROCESS
De Europese consument blijkt te weinig groenten op zijn bord te leggen. Gezondheidsinstanties zetten de target op 300 gram groenten per dag. De uitdaging om consumenten aan te zetten tot meer groenteverbruik, kan de groeiambities van de groenteverwerkers blijven voeden. Dit vereist evenwel productontwikkeling op een hoger, meer risicovol niveau, waarbij de inzet van alternatieve procestechnologieën niet geschuwd wordt. Procestechnologieën die eventueel ook toelaten om nieuwe producten te ontwikkelen uit nevenstromen. Alternatieve processing kan bijvoorbeeld producten opleveren met nieuwe smaken, texturen, convenience, beleving,… Of leiden tot producten die bijvoorbeeld gericht zijn op specifieke doelgroepen, op andere maaltijdmomenten in de dag, op bepaalde exportmarkten… Voor implementatie van alternatieve procestechnieken moeten verschillende drempels overwonnen worden. Deze worden gevoed door twijfels over hun effectiviteit, het niet aangepast zijn aan groenteverwerking of niet op industriële schaal gevalideerd… Vaak is het inschatten van de kosten/baten verhouding en de robuustheid moeilijk. En, eens een technologie geïmplementeerd, dan volgt er nog een verder leertraject. Kortom, bedrijven kunnen best wel wat ondersteuning gebruiken om hierin weloverwogen keuzes te maken en beslissingen met effecten op lange termijn te nemen.
Dit concept richt zich op O&O&I gedreven innovaties die leiden tot nieuwe (deel)processen voor groente- en/of nevenstroomverwerking. Dit kan bijgevolg ook leiden tot vernieuwende groenteproducten of nieuwe, van het groenteproductieproces afgeleide producten.
Technologieën om ‘processing anders’ te gaan doen dienen zich aan door technologieleveranciers (inclusief onderzoeksinstellingen), maar houden voor groenteverwerkers heel wat onzekerheden in. Dit concept vangt hun vragen op via haalbaarheid-, benchmark- en pilootstudies waarbij de opportuniteiten en de beperkingen van minder courante of nieuwe procestechnologieën worden nagegaan voor industriële groenteverwerking. Dit concept heeft verder ook baat bij ‘technology watch’ en inspiratie activiteiten en biedt ruimte voor strategisch basisonderzoek om nieuwe technologieën uit te werken.
VEGGIEMINE
De consument van vandaag wil wel wat variatie op zijn bord. Dit wakkert ook bij verwerkers de belangstelling naar vergeten of nieuwe groenten aan. De keuzemogelijkheden zijn divers en het nutritionele potentieel een goudmijn, mits men doordachte keuzes maakt. Kennis over de samenstelling, functionaliteit en bio-activiteit van nieuwe of vergeten groenten en hoe deze beïnvloed worden door processing is daarbij onontbeerlijk. Grote onbekende is verder wat de waarde is van de neven- en restromen die hun verwerking oplevert. Dit is trouwens een vraag die nog steeds opgaat voor de neven- en restromen van klassieke groenten die verwerkt worden. Zij stromen veelal door naar veevoedertoepassingen, landbouwtoepassingen (bv. organische meststoffen), de bedrijfswaterzuivering of energieopwekking (waaronder vergisting). Toch bevatten zij waardevolle componenten zoals vezels, vitaminen, antioxidanten, mineralen, natuurlijke kleurstoffen,… en hebben zij bijgevolg het potentieel om (deels) hogere toegevoegde waarde op te leveren onder de vorm van voedingsingrediënten en vervolgens nieuwe of aangepaste voedingsproducten.
Enerzijds richt dit concept zich op O&O&I gedreven innovaties die de opportuniteit van nieuwe of onderbenutte groenten omzet in een uitbreidend productengamma, waarbij nieuwe smaakbelevingen samengaan met nutritionele hoogwaardigheid. Anderzijds beoogt het concept de ontluiking van het valorisatiepotentieel van nevenstromen door de ontwikkeling van van het groenteproductieproces afgeleide hoogwaardige derivaten, voedingsingrediënten of voedingsproducten.
De diversiteit aan groenten vormt de basis van het innovatiepotentieel in dit concept maar tegelijk ook de uitdaging waar de groenteverwerking voor staat. Dit concept ondersteunt de bedrijven in deze queeste door kennis te ontwikkelen. De O&O&I activiteiten kunnen van diverse aard zijn en lopen van eerder fundamenteel onderzoek tot applicatie-gerichte ontwikkelingsprojecten die ook de economische haalbaarheid in ogenschouw nemen. Samenwerken met aanbieders van mogelijke ‘oplossingen’ en met potentiële afnemers kan groenteverwerkers die hierop willen inzetten een duwtje in de rug geven. Het project EffSep heeft een aantal werkpakketten die aansluiten bij dit concept. Daarin wordt via strategisch basisonderzoek de impact van eenheidsoperaties onderzocht voor het stabiliseren en extraheren van functionele macrobestanddelen uit wortelpulp (pectine), peulvruchten (proteïnen) en broccolistengels (pectine, proteïnen).
FOODSAFETYFIRST
Zoals voor alle voedingsbedrijven is voedselveiligheid een absolute prioriteit voor groenteverwerkers en bij uitbreiding alle spelers in het systeem. Verwerkte groenten liggen zelden aan de basis van voedselvergiftigingen en voedselinfecties maar kunnen, als ze zich als voedseluitbraken voordoen, evengoed leiden tot kostelijke terugroepacties en imagoschade. Nul-risico bestaat niet en er zijn altijd elementen die kunnen bijdragen tot dat risico: het veranderend consumentengedrag, nieuwe producten en (mildere) processen, duurzaamheidsmaatregelen (bv. hergebruik van water), het aanpassingsvermogen van micro-organismen, variaties in grondstoffen, nieuwe grondstoffen (inclusief nevenstromen), microflora opbouw in proces en omgevingsachtergrond (bv. persistente Listeria monocytogenes stammen),… Blijvende alertheid is dus op zijn plaats, ook op het vlak van chemische en fysische voedselveiligheid. Problematieken in dat verband zijn bijvoorbeeld: ongewenste proces- of gewascontaminanten, onbedoelde aanwezigheid van allergenen in producten door kruiscontaminatie, insleep van onkruiden (bv. nachtschadeachtigen) of vreemde voorwerpen, interacties met contactmaterialen (incl. verpakking),… Mogelijke remediëringen omvatten snellere detectie van voedselveiligheidsrisico’s, aangepaste processen, geoptimaliseerde reiniging en hygiëne, hygiënisch ontwerp van het productieapparaat, nieuwe technologie en de opbouw van een voedselveiligheidsbedrijfscultuur.
Dit concept richt zich op O&O&I gedreven innovaties die leiden naar producten, processen, (analytische)tools, kwaliteitsmanagementaanpassingen… die voedselveiligheidsrisico’s verbonden aan groenteverwerking en -producten verder reduceren of voedselveiligheid beter weten te verzekeren.
Dit concept richt zich op onderzoek dat de groenteverwerkende industrie beter inzicht verschaft in (nieuwe) voedselveiligheidsrisico’s en de oorzaken van specifieke voedselveiligheidsproblematieken en daaraan gekoppeld de basis legt voor mogelijke oplossingen. Daarnaast ligt de focus op het ontwikkelen van en het bevorderen van het toepassing van nieuwe technologie die bedrijven rechtstreeks kan bijstaan om hun voedselveiligheidsrisico’s zo veel mogelijk te reduceren.
AGRIVEGGIELINK
De groenteverwerkende bedrijven liggen middenin de belangrijkste teeltgebieden van ‘groenten in vollegrond’. Deze nabijheid van telers en hun toeleveranciers speelt een cruciale rol in hun concurrentiekracht. Zo vormt de aanlevering van groenten met de gewenste kwaliteit, kwantiteit en andere specificaties (bv kaliber en vorm), het jaarrond, de basisstap voor procesoptimalisering en duurzame productie. Maar die sterke link met de primaire sector levert evenzeer mogelijkheden voor productinnovaties. Door bijvoorbeeld de teelt van specifieke of nieuwe groenten die gericht zijn op producten voor specifieke export- of nichemarkten of bepaalde bevolkingsgroepen. En, aan het einde van het productieproces kunnen er rond neven-, energie- en waterstromen terugkoppelingslinks opgezet worden naar telers waarmee zij op hun beurt hun concurrentiekracht kunnen verhogen. Het sluiten van dergelijke kringlopen betekent daarenboven een ‘boost’ voor de duurzaamheid van het ‘groenteverwerkend systeem’. Mogelijkheden dienen hier nog verder verkend te worden en onderzoek en technologie is nodig om dit op een veilige, kosteneffectieve manier en met voldoende toegevoegde waarde realiseerbaar te maken.
Dit concept richt zich op O&O&I gedreven innovaties die leiden naar grondstof gebaseerd geoptimaliseerde productie van verwerkte groenten, nieuwe groenteproducten die steunen op nieuwe, plaatselijke teelten en producten en productiefactoren die ‘win-win matig’ afzet vinden bij of terugstromen naar plaatselijke telers.
Dit concept wil teeltbegeleiders, productontwikkelaars, milieucoördinatoren en telers (ook telersverenigingen) en hun toeleveranciers aanspreken om samen O&O projecten uit te voeren die leiden tot grondstof-gebaseerde procesoptimalisering, productinnovaties en/of terugstroming van producten met hoge toegevoegde waarde (bv. van-nevenstroom-afgeleide-meststoffen) of productiefactoren (bv. water, energie, restaarde) naar de telers. Zo werd in dit concept het Popeye project geïnitieerd dat onderzoekt hoe plant-geassocieerde micro-organismen of mineralen de cadmiumopname door spinazie kunnen verhinderen zodat minder spinaziepartijen afgekeurd worden voor processing.
SUSCROP
Zowat 4% van het Vlaamse landbouwareaal wordt aangewend voor de teelt van groenten voor industriële verwerking. Het hele jaar door bevoorraden onze telers onze groenteverwerkende bedrijven met seizoensgroenten. Kortgroeiende tussenteelten zoals spinazie en bewaargroenten als bewaarwortelen helpen om de continue aanvoer te verzekeren. Het aantal landbouwbedrijven die groenten mee in hun areaal opnemen kent een stijgende trend. Zij beantwoorden aan een stijgende vraag van de groenteverwerkende industrie en maken de spectaculaire groei van de sector mogelijk. De langleefbaarheid van de groenteverwerking is dus nauw verbonden met deze van de regionale groenteteelt. De groenteteelt kent diverse uitdagingen: ziekte- en droogtestress, risico op bodemmoeheid, verschraling van het organisch-stofgehalte in de bodem, onkruiddruk, uitspoeling van stikstof uit de bouwvoor… en daartegenover staat de wens van verwerkende bedrijven naar aanvoerzekerheid, zero residu, bio groenten,… Het feit dat de oplossingen uit het verleden meer en meer verlaten dienen te worden (bv. strengere beoordelingscriteria voor werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen) dwingt de sector en zijn toeleveranciers tot het zoeken van alternatieven: duurzamere gewasbeschermingsmiddelen en -concepten, gepaste wateropvang-, waterbuffer- en irrigatietechnieken, nieuwe teeltsystemen en bewaartechnieken,… Er wordt werk gemaakt van innovaties, maar die houden risico’s in: onzekerheid over hun effectiviteit, het niet aangepast zijn aan (specifieke) groenten (groenten zijn immers ‘minor crops’) en de economische haalbaarheid. Nieuwe technologie zoals precisielandbouw bieden dan weer perspectieven maar worden vooralsnog erg beperkt geïmplementeerd
Dit concept richt zich op O&O&I gedreven innovaties die bijdragen tot een duurzame, lange termijn gegarandeerde regionale groentelteelt ten behoeve van de groenteverwerking.
Bij dit concept is praktijkgericht onderzoek, op initiatief van of met een gedragenheid door groenteverwerkende bedrijven, aan de orde dat zich situeert in de context van het streven naar een zo duurzaam en productief mogelijk primaire deel van de keten. De focus ligt daarbij niet enkel puur op de teelt, maar tevens op factoren die daarrond spelen. Initiatieven binnen dit concept hebben het meeste draagkracht indien ze ontstaan uit een interactie tussen groenteverwerkers en groentetelers (ook telersverenigingen) en bijdragen tot het verzekeren van de aanvoer van groenten naar de verwerkers. Voor pure teeltuitdagingen zijn LA-trajecten een optie. Daarnaast kunnen uiteraard ook aan de landbouw toeleverende bedrijven oplossingen uitwerken of uittesten via bedrijfsspecifieke O&O of in coöperatieve projecten met aardappelverwerkende bedrijven. Aan dat laatste kan altijd een stuk strategisch basisonderzoek van kennisinstellingen gekoppeld worden met de ICON projectformule. Bij het uitwerken van oplossingen wordt de economische haalbaarheid meegenomen en duurzaamheid nagestreefd.
VEGINTELLIGENCE
Voor groenteverwerkende bedrijven is operationele optimalisering in de productielijnen en de logistieke keten ‘key’ om competitief te kunnen blijven in een hoog concurrentiële markt met kleine marges. Het inzetten op automatisering stond en staat er bijgevolg hoog op de agenda. De volgende fase, industrie 4.0, dient zich echter aan, waarbij digitale gegevensuitwisseling de basis vormt voor slimmere productie. Gezien de variatie aan grondstoffen, de hoge productiedoorvoer (grote volumes) en de diversiteit van het productgamma vormt dit een complexe uitdaging. Deze kan ook pas ten volle aangegaan kan worden indien ook in de groenteteelt de digitalisering zich doorzet. Data kunnen daar geleverd worden door sensoren in het veld, op landbouwmachines of via ‘remote sensing’ systemen (bv. drones en satellieten). Hun toepassingsmogelijkheden voor precisielandbouwmanagement kan kansen bieden om in ons areaal van versnipperde percelen nog efficiëntie- en duurzaamheidswinst te boeken. De arbeidsintensieve groenteteelten zoals prei en koolgewassen zijn daar evenwel nog niet volledig aan toe en hebben eerst nog automatiseringsstappen nodig (het zijn nog niet volledig gemechaniseerde teelten). Recente ontwikkelingen in robottechnologie bieden kansen om het nijpend tekort aan seizoensarbeiders op te vangen. Aan de afzet kant van de groenteverwerking worden datadeeltechnologieën zoals blockchain de norm voor logistieke connecties die doorlopen tot de consument. Naast veilige transactietransparantie, continue kwaliteitsbewaking in de keten en een betere traceerbaarheid levert dit ‘big data’ op waarmee via data management innovatie productontwikkeling kan worden ondersteund, verdere rendements- en duurzaamheidswinst kan worden behaald en mogelijks nieuwe business opportuniteiten worden gecreëerd.
Dit concept richt zich op O&O&I gedreven technologische innovaties die opportuniteiten van automatisering, datageneratie (sensoren, interface technologie, identificatietechnologie ), datadelen en -management voor heel het groenteverwerkend systeem ontsluieren of die algemeen bijdragen tot een flexibel, efficiënt genetwerkt groente-agrobusinesscomplex. Er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk win-win situaties op alle niveaus in het groenteverwerkend voedselsysteem. Aandachtspunt is dat de datastromen en -analyses op een veilige manier realiseerbaar zijn.
Dit concept beoogt O&O projecten waarbij spelers in het groente tot veggie voedselsysteem in samenwerking met technologieleveranciers (incl. kennisinstellingen) de automatiserings- en digitaliseringsuitdagingen in het groente tot veggie voedselsysteem aangaan en het potentieel ervan ontsluieren. De O&O activiteiten die groenteverwerkers hier verwachten zijn toegepast onderzoek en ontwikkeling waarin piloottesten, prototypeontwikkeling, demonstraties, vergelijkende studies en knelpuntanalyses kunnen opgenomen worden. Het oplossen van knelpunten kan ook (voorafgaandelijk) ‘beyond state of the art’ onderzoek vergen die ‘oplossingsaanbieders’ (kennisinstellingen en technologiebedrijven) op zich kunnen nemen of via de ICON projectformule kunnen uitvoeren in samenwerking met aardappelverwerkers.