Plantaardige alternatieven voor zuivelproducten blijven doorgroeien

Melk alternatieven

Steeds meer mensen kiezen voor plantaardige alternatieven voor zuivelproducten – soms uit noodzaak (allergie of intolerantie), soms uit overwegingen omtrent gezondheid, duurzaamheid of dierwelzijn, of soms omwille van andere overtuigingen. Hoe dan ook is het een trend waarmee de voedingsindustrie rekening houdt.

Melkproducten behoren tot de belangrijkste bronnen van eiwit in de Belgische voeding: 17,9% van de eiwitbehoefte van de gemiddelde Belg wordt ingevuld door de consumptie van melk, yoghurt, kaas, etc. Koemelk is bovendien van nature rijk aan calcium, heeft een heel goede aminozuurverhouding (bevat hoogwaardige eiwitten) en is een goede bron van fosfor, kalium, vitamine D, B2 en B12. 

Nochtans kiezen steeds meer consumenten af en toe eens voor zuivelalternatieven. Denk hierbij aan plantaardige alternatieven op basis van soja, amandelen, hazelnoten, kokosnoten rijst, haver, cashewnoten, etc. Naast vervangers voor melk(dranken) kan men in de supermarkt ook steeds meer alternatieven vinden voor (drink)yoghurt, plattekaas, desserts, room en uiteraard margarines.

Ook de Belgische Voedingsaanbevelingen 2016 van de Hoge Gezondheidsraad houden rekening met dit marktaanbod. Onder de belangrijkste bronnen voor calcium staan bijvoorbeeld naast kazen, melk, mineraalwaters en plantaardige voedingsbronnen, eveneens ‘plantaardige dranken verrijkt met calcium’ vermeld. Het calciumgehalte van deze drinks kan – net zoals voor melk – oplopen tot 470 mg/l.

Voedselovergevoeligheden, duurzaamheidsoverwegingen en andere redenen

Uiteraard kiezen sommige consumenten uit noodzaak voor deze zuivelalternatieven – dit ten gevolge van een melkallergie of lactose-intolerantie. Over deze voedselovergevoeligheden kan je alles lezen in het reeds verschenen Radar-artikel ‘Melk is toch niet goed voor elk’. Het immuunsysteem van mensen met een melkallergie reageert abnormaal op melkeiwitten waardoor zij typische allergiesymptomen ontwikkelen zoals bv. jeuk en huiduitslag. Lactose-intolerantie komt neer op het onvermogen om melksuiker of lactose (afdoende) te verteren, waardoor darmklachten ontstaan.

Personen met deze – in opmars zijnde – voedselovergevoeligheden zijn genoodzaakt zich te wenden tot lactosevrije of –arme alternatieven. Allerhande sojaproducten (melk, kaas, room, bakboter) en plantaardige drinks op basis van onder meer amandelen, haver of rijst kunnen hier soelaas bieden. Aan deze plantaardige alternatieven worden nagenoeg steeds vitaminen (B2, B12, E, D2) en mineralen (voornamelijk calcium) toegevoegd. Lactosevrije melk en kaas – waaraan het enzym lactase is toegevoegd dat het aanwezige lactose hydrolyseert tot glucose en galactose – zijn ook reeds op de markt.

soja melk

Figuur: Soja-drink (Alpro)

oat melk

Figuur: Bio haver-drink (Delhaize) 

lactose vrije melk

Figuur: Lactose-vrije melk (boni - Colruyt)

Andere redenen waarom mensen zweren bij of overstappen naar alternatieven voor traditionele zuivelproducten zijn vegetarisme/veganisme of flexitarisme (bewust de consumptie van dierlijke producten verminderen, zonder deze volledig te verbannen uit het dieet) en het volgen van bepaalde gezondheidstrends (die al dan niet wetenschappelijk onderbouwd zijn). Vooral zorgen met betrekking tot lichaamsgewicht, levensstijl en diabetes vormen de basis voor deze laatste drijfveer.

Een andere beweegreden om de consumptie van zuivelproducten te minderen zou kunnen worden toegeschreven aan duurzaamheidsoverwegingen. Over het feit dat de consumptie van vlees en vleeswaren een grote ecologische voetafruk met zich meebrengt (landgebruik, waterverbruik, methaanuitstoot door herkauwers, etc.) is al bijzonder veel geschreven. Zuivelproducten zijn uiteraard ook dierlijke producten; de productie van deze laaste leggen in algemene termen nagenoeg altijd een grotere druk op het milieu dan de productie van plantaardige eiwitbronnen.

Volgens een Nederlandse studie (uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) draagt een reductie van de consumptie van zuivelproducten bij aan een vermindering van het broeikaseffect als de vervanging plaatsvindt door producten als sojamelk en niet-broeikasintensieve vleeswaren. Uitgaande van de broeikaseffectscore van zuivelproducten en de vervangende producten kan een besparing van ca. 7 kg CO2-eq./kg kaas worden gerealiseerd en ca. 0,6 kg CO2-equivalent bij melkproducten. Op die manier kan in totaal een besparing worden gerealiseerd van 2-2,5 Mton CO2-equivalent per jaar (in Nederland en op basis van cijfers uit de Nederlandse voedselconsumptiepeiling van 1998).

Groeiende markt

Wat de beweegredenen van consumenten ook zijn, de markt van zuivelalternatieven is een groeiende markt. Zeker als we dit bekijken op wereldvlak: een rapport van MarketsandMarkets geeft aan dat de globale markt van zuivelalternatieven jaarlijks met 15,5% zal stijgen tot 2020. In dat jaar zal deze markt een waarde vertegenwoordigen van zo’n $19,5 miljard. Hetzelfde rapport geeft bovendien aan dat de wereldwijde consumptie van zuivelalternatieven jaarlijks met 15,2% zal toenemen in de komende 5 jaar.

Deze toch wel bijzonder grote mondiale groei is voornamelijk toe te schrijven aan de toegenomen vraag vanuit de Aziatisch-Pacifische regio (kansen voor export!). In 2014 domineerde deze regio reeds de markt van zuivelalternatieven (op de voet gevolgd door de Noord-Amerikaanse markt), en zou de volgende 5 jaar bovendien verdrievoudigen in omvang. Ook in China en Zuidoost-Aziatische landen groeit namelijk het bewustzijn rond gezondheid en de voorkeur voor veganistische diëten, en neemt bovendien het aantal gevallen van lactose-intolerantie en melkallergie toe.

Hoewel er bijzonder veel aangezoete zuivelalternatieven op de markt zijn, had het gewone, ongezoete segment met zo’n 27% wereldwijd het grootste marktaandeel in 2014.

Om deze voorspelde groei te bestendigen dienen bedrijven echter wel bestaande (voedings)categorieën te herdefiniëren, en blijft het van groot belang om innovatieve producten te creëren en op de markt te brengen. Volgens het MarketsandMarkets-rapport wordt succes in deze categorie niet alleen toegeschreven aan bedrijven die vernieuwen op vlak van smaak, maar ook aan deze die innovatief zijn met betrekking tot verpakkingen.

Diversificatie richting 'niet-zuivel' hoeft geen bedreiging te zijn

Recent stuurde een 40-koppige investeringsgroep (die een waarde van $1,25 biljoen vertegenwoordigt) een open brief naar 16 vooraanstaande voedingsbedrijven en retailers (waaronder Nestlé, Unilever, Kraft-Heinz, Ahold-Delhaize, Tesco en Walmart) om hen aan te sporen de transitie naar een duurzaam, plantgebaseerd voedingssysteem mogelijk te maken.

De investeringsgroep maakt deel uit van het FAIRR-initiatief. FAIRR staat voor Farm Animal Investment Risk & Return, en publiceerde onlangs een rapport waarin zij pleiten voor een verregaande en duurzame eiwittransitie. Het FAIRR-initiatief vraagt voedingsbedrijven te diversifiëren richting plantgebaseerde eiwitbronnen als algemene toekomststrategie.

Dat de ‘venture capital’-arm van General Mills recent investeerde in de duurzaamheidsgeoriënteerde start-up Beyond Meat (een Amerikaans bedrijf dat volop inzet op vleesloze plantgebaseerde burgers) beschouwen zij als een goed voorbeeld van hoe bedrijven aan deze transitie vorm kunnen geven.

In het rapport pleit FAIRR onder andere voor een verandering in de notie dat vlees en zuivel dominante ingrediënten zouden moeten zijn in ieders dieet. Deze dierlijke producten zouden eerder moeten aanzien worden als een complement bij een maaltijd voor bepaalde gelegenheden.

Clare Richards, campagnemanager bij het Britse ShareAction, stelt vast dat zuivelalternatieven steeds meer rivaliseren met traditionele zuivelproducten op vlak van zowel het productaanbod als de prijs. Zij stelt dan ook dat ‘voor bedrijven die deze verandering(en) erkennen en omarmen als een opportuniteit, deze diversificatie richting zuivelalternatieven geen bedreiging hoeft te zijn.’

Het initiatief gaat in essentie over een transitie naar meer duurzame patronen in zowel eiwitproductie als -consumptie (waaruit eveneens nieuwe tewerkstelling kan voortvloeien), en wil een eerlijke(re) waarde toekennen aan de welvaart en het welzijn van arbeiders, landbouwers en andere werknemers, dieren en ons leefmilieu.

Bronnen