Een consumentgericht allergenenbeleid richt zich in eerste plaats op het toegankelijker maken van voedingsmiddelen voor iedereen, inclusief mensen met een allergie. Zonder daarbij een risico te vormen voor deze consumenten.
1. Beperk het aantal allergenen in productie
Lange ingrediëntenlijsten zijn een beetje passé aan het worden. Het schrikt mensen af, zeker diegenen die ernaar kijken. En consumenten met een allergie moeten dit sowieso doen. Recepturen zijn vaak een beetje zoals ‘Vlaamse koterij’: historisch gegroeid, met ‘add-ons’ hier en daar om tijdelijke problemen op te lossen tot je tot een draak van een kot komt. Dat doet wel dienst, maar is eerlijk gezegd niet echt praktisch meer. Soms moet je eens opnieuw beginnen. Op een doordachte en berekende manier welteverstaan. Zo zal je merken dat een deel van de ingrediënten in je receptuur daar niets staat te doen. Of eenvoudig te vervangen is door een ingrediënt dat minder problematisch is.
Misschien moet je zelfs je hele productgamma eens onder de loep nemen, om zo min mogelijk risico te lopen op kruiscontaminaties. Want vormt één product een risico op kruiscontaminatie voor het hele gamma? Dan moet je misschien gewoon dat ene product herformuleren. Of als het al geen topproduct was, dan geeft dat misschien de doorslag om het uit het gamma te schrappen.
2. Focus op de belangrijke
Het ene allergeen is al wat problematischer dan het andere. Dat kan zijn doordat ze heel erg dodelijk kunnen zijn. Pinda’s en zeevruchten zijn bekende voorbeelden van allergenen die regelmatig een fatale afloop kennen. Maar ook noten, vis, soja en lupine leiden in een niet te verwaarlozen deel van de gevallen tot anafylactische shock. Gluten verdienen ook een eervolle vermelding omwille van de aard van de gevolgen die door de auto-immuunreactie in gang worden gezet, ook al is de reactie minder acuut.
Ten tweede hou je ook best rekening met de prevalentie. De top drie bestaat uit melk/lactose, gluten/tarwe en schaal- en schelpdieren. Zoals in het vorige artikel besproken, zijn ze samen met noten, pinda, eieren, vis en soja goed voor zowat twee derde van alle voorkomende voedselallergieën.
Tenslotte is ook de mate waarin het allergeen voorkomt in onze voeding een belangrijke factor. Gluten, melk, eieren en soja worden te pas en te onpas ingezet als gemakkelijk, veelzijdig en/of goedkoop ingrediënt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld zeevruchten, die vaak beperkt zijn tot vrij specifieke producten.
Je ziet het al: gluten, melk, eieren en soja verdienen wel wat extra aandacht. Zolang het voor je bedrijf relevant is natuurlijk. Als al je producten op tarwebloem gebaseerd zijn, is gluten wellicht niet de beste optie om op te focussen, tenzij je een heel nieuw glutenvrij gamma in een aparte productieruimte wil opstarten. Maar wanneer je soja-allergeen zich beperkt tot hier en daar wat sojabloem of sojalecithine, kan je wel eens op zoek gaan naar alternatieven. En zo komen we aan tip 3!
3. Ga op zoek naar allergeenvrije alternatieven
Het goede nieuws: de meeste ingrediënten zijn heus wel vervangbaar. Het vergt echter soms wel wat creativiteit en out-of-the-box denken. En de alternatieven zijn niet altijd even goedkoop. Maar prijzen evolueren in functie van vraag en aanbod, dus probeer ook wat vooruit te denken.
Zo zie je nu almaar meer vegetarische producten op basis van erwten of tuinbonen opduiken, als allergeenvrij alternatief op het aanbod dat doorgaans gebaseerd is op tarwe of soja. Vegetariër worden als je één van deze allergieën hebt, is praktisch nog niet echt haalbaar, tenzij je graag bijna elke dag hetzelfde eet, maar intussen kan je in de betere supermarkt toch al variëren met een viertal verschillende producten...
Tarwebloem en tarwezetmeel zijn populair als bindmiddel in producten waar een ander zetmeelproduct, zoals rijst- of aardappelzetmeel evengoed kan werken. Glutenvrij tarwezetmeel bestaat wel, maar kan erg verwarrend zijn voor een consument. In sauzen, bouillons, kruidenmengelingen heeft dat gewoonlijk niet eens veel effect op de prijs of kwaliteit van het product.
Eieren vervangen kan wel eens een uitdaging zijn. Peulvruchten zoals erwten of kikkererwten hebben vaak wel interessante eigenschappen die de functionaliteit van een ei kunnen vervangen. Soms werken ook zetmelen, of hydrocolloïden zoals gelatine, pectine of andere vezels. En bepaalde zaden, zoals zonnebloem hebben erg interessante emulgerende eigenschappen.
Inspiratie kan je alvast vinden in de CropExplore-tool, waar de functionele eigenschappen van heel wat plantaardige gekende en ongekende grondstoffen in kaart werden gebracht en samengezet werden in een handige zoektool.
4. Maak allergenen onderdeel van je reinigingsbeleid en productieplanning
Allergenen zijn geen ‘forever chemicals’. Een goede reiniging volstaat meestal om mogelijke sporen te verwijderen. En door je productieplanning af te stemmen op allergenen kom je ook al een heel eind. Produceer bijvoorbeeld eerst (na de reiniging) de producten zonder allergenen, en daarna pas diegene mét. Of richt de productielijnen zo in dat een bepaald allergeen slechts op één lijn gebruikt wordt. Indien mogelijk natuurlijk.
Ook voorraadbeheer en transport kunnen een verschil maken. Bewaren of mixen van grondstoffen met een bepaald allergeen kan in een aparte ruimte gebeuren, om te vermijden dat de productieruimte gecontamineerd wordt met rondvliegend allergeen.
In het project ALLMOD, intussen zo’n tien jaar geleden uitgevoerd maar nog steeds even actueel, werden heel wat adviezen en protocollen opgetekend voor een betere risico-evaluatie en beheersing van allergenen in de productieruimte.
5. Maak een accurate inschatting van de risico’s en communiceer helder en correct
Ook al bestaat nulrisico niet, daar staat tegenover dat het lichaam ook een zekere ‘detectielimiet’ voor allergenen heeft. Onder een bepaalde limiet kan een product als ‘allergeenvrij’ beschouwd worden. Voor gluten bijvoorbeeld, is die limiet vastgelegd op 20ppm. Kennis is dus essentieel: weet met welk allergeen je te maken hebt, en wat de mogelijke risico’s daarbij zijn. Want de risico’s verschillen afhankelijk van het allergeen. Bepaalde softwareprogramma’s, zoals VITAL (Voluntary Incidental Trace Allergen Labelling) kunnen daarbij een handje helpen. Dat is voor een consument een pak aangenamer dan op zowat elke verpakking ‘kan sporen bevatten van’ aan te treffen. Daarmee ben je zelf wel ingedekt, maar erg klantvriendelijk is het niet. Vooral niet als het te pas en te onpas wordt vermeld.
Wat je meegeeft op het etiket, en waar, kan een groot verschil maken voor een consument. Een samenvatting met de allergenen is niet wettelijk verplicht, maar wel een pak gemakkelijker bij het inkopen doen. Zeker als de ingrediëntenlijst op de binnenkant van het etiket staat bij peel-off etiketten of in ellendig kleine lettertjes is gedrukt. Om nog maar te zwijgen van verwarrende boodschappen zoals allergenen die op een samenvatting staan maar niet in de ingrediëntenlijst, of omgekeerd. Wettelijk correct wil niet zeggen dat het ook duidelijk is.
Extra labeltjes kunnen wel een grote hulp zijn. Groot hoeven die niet te zijn, enkel snel in het oog springen voor eenieder bij wie het nodig is het etiket wat nader te onderzoeken. Zeker bij producten die veel verschillende ingrediënten bevatten, zoals bereide gerechten, sauzen, soepen, zoetwaren en snacks. Voor de meeste allergenen is hierrond geen wetgeving, enkel gluten heeft een officiële wettelijke richtlijn. Maar dan is het natuurlijk essentieel dat je allergenenbeleid op punt staat!
Bronnen
- Regels en raadgevingen voor de vermelding van stoffen of producten die allergie veroorzaken. FOD Volksgezondheid.
- Lactose-intolerantie: hoe lees ik de verpakking? Blogpost Mieke Leurs voor Allergie-diëtisten.com, 15/10/2017.
- Glutenvrij in België. Facebookgroep, 6300 leden.
- “Vrij van” allergenenclaims. Blogpost Tamara Kee voor Normec Foodcare, 10/02/2021
- Artikelreeks ‘De allergie-epidemie’, Flanders’ FOOD Radar 2015-2016.